Een comeback maak je niet in stilte, zo luidt het devies van The Hickey Underworld. Zodra de Antwerpse band, na een hiaat van zeven jaar, weer het podium beklom, kreeg de volumeknop logischerwijze dus een flinke ruk naar rechts.
Sinds The Hickey Underworld in 2006 aan de haal ging met de gouden plak tijdens de Rock Rally, plaatst ze resoluut een koppelteken tussen rock en metal. Met haar eerste langspeler dropte ze destijds al een splinterbommetje van je welste: hard, scherp, grillig en, vooral, dodelijk efficiënt. Haar tweede plaat, I’m Under te House, I’m Dying, klonk nog donkerder en compromislozer dan haar debuut, maar in 2014 zag de ook als cineast bekende gitarist Jonas Govaerts zich, wegens een gehoorprobleem, verplicht de stekker uit het stopcontact te trekken. De Hickeys gingen nog even verder met Tim Vanhamel als vervanger, maar na III transformeerde de groep zich in Arabnormal en ging eenieder ervan uit dat het hoofdstuk Underworld definitief was afgesloten.
Het was dan ook een aangename verrassing toen het viertal eind mei met een nieuwe single op de proppen kwam: de voorbode van een vierde lp die, zo wordt gefluisterd, dit najaar op de wereld zal worden losgelaten. Ook Govaerts is intussen op het oude nest teruggekeerd, zodat The Hickey Underworld in zijn oude glorie op Pukkelpop verscheen. Er werd met spierballen gerold, auditief vuurwerk afgestoken en de gitaren werden bediend alsof het machinegeweren waren.
Zanger, gitarist en frontman Younes Faltakh, die met zijn Palestijnse keffiyeh steeds meer weg had van Yasser Arafat, had aan bevlogenheid geen gebrek en ook de ritmesectie leek vastbesloten het begrip tyfusherrie van een nieuwe betekenis te voorzien. Iedere song was een uppercut die je gebit deed rammelen. Jammer dat de noise de nummers iets te vaak overwoekerde en de geluidstechnicus van dienst er te vaak een ondoordringbaar zootje van maakte. Oké, een guerilla-aanval beoordeel je niet op zijn subtiliteit, maar reliëf zorgt wél voor de mooiste landschappen. Na een poosje werd het dus allemaal nogal vermoeiend.
Opvallend was wél dat de heren voor hun set overwegend te rade gingen bij hun titelloze eerste lp, met knallers als Zero Hour, Sick of Boys en, in de tweede helft, prijsbeesten als Future Words (pop, maar dan wél in roestige prikkeldraad gewikkeld) of het als artillerie vermomde Blonde Fire. Met Living on Big Foot gaf The Hickey Underworld al een inkijkje in haar nabije toekomst en meteen na afloop van het concert toonde ze, in première, nog de horrorvideo bij haar gloednieuwe single Wall on the Fly, over de angst levend begraven te worden.
Geen zorg echter: nu de groep uit de doden is opgestaan, moet je al een overmoedige lefgozer zijn om haar weer het zwijgen op te leggen. En heb je je tanden hopelijk verzekerd.