‘Onderweg naar hier prentte ik mezelf in: het is een gewone show, het is een gewone show, niet stressen,’ aldus een opgewonden Jelle Denturck van DIRK. ‘En dan zie je dit.’ Wat was ‘dit’ dan? Een volle Marquee die de West-Vlaamse nozems een hart onder de riem stak.
Yup, DIRK. viel Pukkelpop binnen met een furie die de doorsnee imperialistische dictator een poepje liet ruiken. Klang! Roffel! Hengst! Eat that, Vladimir. Lap één werd op de hielen gezeten door lap twee die in de kuiten werd gebeten door lap drie. Jelle Denturck liet melodieuze refreinen tegen ijselijk gekrijs schuren terwijl zijn kornuiten de dolle hengsten die zijn songs in wezen zijn met lasso’s tegen de grond probeerden te houden.
Dat klonk als Nirvana ja, en als The Vaselines en als Weezer, wanneer de meezingbaarheid door het tentzeil knalde. Zo loensde ‘Idiot Paradise’ – titelnummer van de recentste plaat – naar Wilco en The War On Drugs en, verdorie, de boys kwamen er zowaar mee weg. Er schuilt een Jeff Tweedy in Denturck: een introverte bluesman die in de marquee sierlijk door het kolkende sop van DIRK.’s noiserock kliefde.
‘Hit’, ’s lands favoriete scheve meezinger, hield zich keurig aan zijn functieomschrijving. Iedereen de handen in de lucht en: ‘You can see me fallling a-pááá-hááárt!’ Niet zelden toonde DIRK. zich een schaap in wolfskleren. ’t lammetje heeft misschien zijn gebit bijgevijld maar goed beschouwd wil je ’t het liefst een knuffel geven, overgebeten strot of niet.
‘Fuckup’ was lekker lome edoch balorige slackerrock zoals die waar wij in de jaren 90 waspoeder bij door de neusgaten joegen onder een willekeurig viaduct. Don’t ask.
Wie DIRK. nog steeds een provinciaal rockbandje durft noemen, heeft te veel tranq binnen. Met deze jongens kun je naar het buitenland. Zullen we hen dat gewoon laten doen?